Toelichting Beschrijvingsformulier (BEG)

Toelichting op het formulier voor cultivarbeschrijving november 2012 gew. april 2015
WEES ER ABSOLUUT ZEKER VAN DAT U DE JUISTE CULTIVAR BESCHRIJFT! Bij twijfel niet doen.

Gebruik een goede zwarte pen voor het invullen, geen potlood of een blauwe pen.

Vul bij de metingen slechts één getal in, controleer na het invullen nauwkeurig.

Zet een cijfer in de kantlijn als er bijzonderheden zijn en vermeld deze ook bij de kolom Bijzonderheden

INLEIDING:

Vorm eerst het totaalbeeld van de plant, zoals: groeiwijze, bloemen, kleur ….enz. Laat de omschrijving van de algemene indruk niet afhangen van de metingen.

Werk alleen met gezonde planten, waaraan bloemen en knoppen in alle stadia aanwezig zijn. Kies voor de beschrijving van de bloemen jonge maar volgroeide exemplaren.

We meten alles in millimeter. Volg de normale rekenregels voor het afronden.

Gebruik voor de kleuromschrijving uitsluitend de volgende kleuren: wit, rood, roze, paars, roodpaars, paarsrood, blauw, violet, geel, oranje, lila, groen en geelgroen of combinaties hiervan. Eventueel kan zeer licht, licht, zeer donker, donker, helder en wasachtig worden voorgevoegd.

Voor zuiver wit is geen RHS- nummer, gebruik dan de code 0000, moeilijke tussenkleuren vind u vaak in de zwarte waaier.

Bedenk dat u voortdurend twijfelt, maar dat hoort erbij, maar u moet wel beslissen!

Let op! De kleurenkaart in de grijze doos is nummer twee, in de zwart/groene doos nummer drie.

Puntsgewijs volgen we nu het beschrijvingsformulier.

VOOR AFS:

Bij helmdraad en stijl, meet de lengte onder de kroon uit in mm. en noteer deze in kolom A.

Bij helmdraad, helmknop, stijl en stempel de RHS kleur bepalen en noteren. Kolom 13.

Bij bladkleur, bepaal de RHS kleur en noteer deze.

Cultivar: Controleer de juiste naam en schrijfwijze (Online Cultivar Inventaris lijst)

Auteur/jaar/land: invullen indien bekend.

Eigenaar en plaats van waarneming: invullen op plaats van beschrijven.

Standplaats: Zon, Schaduw, Halfschaduw, enz.

Afstamming: Indien bekend zaadgever (moeder) en stuifmeelgever (vader) vermelden.

Waarnemer: Vul uw eigen naam in op de voorzijde van het formulier.

PLANT:

Groeivorm: dwerg: laag blijvende, gedrongen groei.

klimmer: lange stengelleden, snelle groei, bv.” Lady Boothby”.

anders: geen dwerg of klimmer.

Groeiwijze: rechtop: opgaand zowel slap als stevig, zonder steun.

horizontaal: stijve, horizontaal groeiende takken, bv.” Autumnale”, “Minirok”.

hanger: heeft van nature hangende takken, bv. “Windhapper”.

halfhanger: slappe struik waarvan de takken gaan hangen door het gewicht van de bloemen.

kruiper: neerliggende takken die gemakkelijk wortelen op de knopen.

BLOEM algemeen:

Gevuldheid: geen kroon: kroonbladen ontbreken geheel, bv.” Feepie”.

enkel: één tot vier kroonbladen (1 tot 4)

halfdubbel: vijf tot zeven kroonbladen. ( 5 tot 7)

dubbel: acht of meer kroonbladen. ( 8 of meer)

Stand: zie figuur A:

1. Hangend

2. Afstaand.

3. Opstaand.

4. Variabel, alle standen komen voor.

Kleur: buis, kelk, kroon: omschrijf de kleur.

Metingen: zie figuur B.

lengte a: vanaf het vruchtbeginsel tot het einde van het kroonblad.

lengte b: de grootste breedte van de kelkbladen bij een vrij hangende

bloem, de kelkbladen niet uitvouwen.

lengte k: de grootste breedte van de kroon.

Figuur A

img255.jpg

Figuur B

img254.jpg

BLOEMSTEEL:

Stand: ten opzichte van de stengel, zie figuur A.

Karakter: slap of stevig.

Uiterlijk: neutraal ( niets opvallends ), kronkelig, gegroefd, behaard.

Meting: 1 bloemsteel van gemiddelde lengte meten.

BUIS:

Vorm: koker (even breed) bol (kort en rond) urn (boven breed, onder dun) klok

img256.jpg

afwijkend: geef bij bijzonderheden aan hoe de buis afwijkt en teken dat.

Gekromd: ja of nee (Denk aan WALZ muziekinstrumenten)

img257.jpg

Doorsnede: dwarsdoorsnede bloembuis.

img258.jpg

BUIS: (vervolg)

Blos: indien aanwezig, de donkerste zijde van de bloembuis. Vul in ja of nee en omschrijf de kleur.

Strepen: soms zijn er duidelijk gekleurde strepen, dan ja en omschrijf de kleur.

Niet noteren als het kleurverschil door de structuur ontstaat. (“groeistrepen”)

Kleur: de eigenlijke kleur van de bloembuis is de lichtste kleur, kleur omschrijven en RHS- nummer noteren.

Eindkleur: de kleur van de buis bij een oude, maar nog niet verwelkte bloem.

Meting: zie figuur B.

Lengte c: van vruchtbeginsel tot de inplant van de kelk en kroon.

Breedte d: doorsnede van de buis op het dikste deel.

KELK: totaal indruk.

Stand: omgekruld geheel omhoog half omhoog horizontaal half omlaag geheel omlaag

img259.jpg

Variabel: verschillende van de bovengenoemde standen kunnen aan één bloem voorkomen!

Symmetrie: vierzijdig (twee spiegel-assen mogelijk) tweezijdig (één spiegel-as mogelijk)

img260.jpg img261.jpg

KELKBLADEN:

img262.jpg

Top: omhoog, vlak of omlaag.

Variabel: verschillende richtingen komen voor.

Doorsnede: we kijken tegen de buitenkant (bovenkant) van het

img263.jpg

kelkblad en beschrijven de toestand op snijlijn.

img262.jpg

Top: omhoog, vlak of omlaag

Variabel: verschillende richtingen komen voor.

Deukje: dit blad kun je niet echt bol noemen, maar het lijkt

img264.jpg

net of er met de pink een klein deukje ingemaakt is.

img265.jpg

Getordeerd: de kelkbladen zijn min of meer spiraalvormig.

Binnenkant crêpe: gekreukeld als crêpepapier.

KELKBLADEN: (vervolg)

Grootte: op het oog beslissen, (nagenoeg) even groot, variabel, twee aan twee.

Topmaat: de top van het kelkblad is vaak anders gekleurd, geef de maat van dit deel ten opzichte van het gehele

blad.

Kleur: kies voor de omschrijving uit de gegeven kleuren in de inleiding en vul het RHS- nummer in.

Meting: meet van één gemiddeld kelkblad bij een vierzijdige symmetrie, en twee kelkbladen bij een

tweezijdige symmetrie, de grootste lengte en de grootste breedte.

KROON:

Vorm: gesloten klok schotel rozet onderrand binnen compact

img266.jpg img267.jpg img268.jpg img269.jpg img270.jpg img271.jpg

Gesloten: kroonbladen aan de onderkant zeer dicht bij elkaar.

Klok: uitstaand als bij “Vanessa Jackson” maar ook meer bol staand als bij “Caroline”.

Schotel: als bij “Loeky” en “Lonneke”.

Onderrand naar binnen: de rand van de kroonbladen krult naar binnen.

Compact: volle, dubbele bloemen, waarvan de kroonbladen maar weinig uitstaan.

Anders: geen van de genoemde kenmerken.

Omschrijf het ‘andere’ bij bijzonderheden.

img273.jpg

Onderaanzicht:

Rond: kroonbladen overlappen elkaar en staan min of meer cirkelvormig.

Ovaal: de kroonbladen zijn naar elkaar toegeslagen als vlindervleugels.

Vierkant: de kroonbladen staan duidelijk in vier groepen tussen de kelkbladen.

Separaat: de kroonbladen staan heel duidelijk los van elkaar.

Uitstaand:

img274.jpg

img275.jpg

KROONBLADEN:

Vorm: normaal, geen tekening,

niet schopvormig of gelobd.

KROONBLADEN: vervolg

Rand:

img276.jpg

Geplooid: vul in: ja, nee, gedeeltelijk, als slechts een deel van de kroonbladen geplooid is.

Gesteeld: kroonbladen hebben duidelijk steeltjes (uiterst smalle basis zoals “Nettala”)

Kleur: kleur omschrijven en RHS nummer toevoegen.

Basis = de aanzet van het kroonblad.

Middenveld = het midden van het kroonblad.

Randgebied = meerdere millimeters van de rand van de kroon.

Randje: de buitenste rand van het kroonblad. Soms grijs, wit of fel gekleurd, maar ook vaak niet aanwezig.

Adering: omschrijf de kleur.

Vlekken: anders dan de hoofdkleur, omschrijven en RHS nummer toevoegen.

Zweem: soms heeft het kroonblad een zilverige, rokerige of andere nauwelijks aanwijsbare gloed.

Eindkleur: de kleur van de kroonbladen bij een oudere, maar nog niet verwelkte bloem.

Sterk afwijkende vormen: uw eigen oordeel.

Petaloïden: dit zijn in de meeste gevallen schijn kroonbladen, die op de kelkbladen staan. Ze gaan mee als je het

kelkblad eraf trekt. Vul in: ja of nee.

KROONBLADMETING:

Let op! we tellen de petaloïden mee.

Tel het aantal kroonbladen en noteer bij Aantal_____

Een aantal kroonbladen zijn (nagenoeg) even groot, dit noemen we de hoofdkroonbladen.

Noteer het aantal, meestal vier, en vul lengte en breedte in.

Zijn er nog meer kroonbladen, dan zijn deze meestal variabel in grootte. Noteer het aantal bij “overige kroonbladen”

en vul de lengte en de breedte van het grootste en het kleinste kroonblad in bij Max. lengte, Max. breedte,

Min. lengte en Min. breedte.

MEELDRADEN en STAMPER:

De kleur van de meeldraden verloopt meestal, noteer de kleur die buiten de bloem zichtbaar is.

bv. roze meeldraden, zet een kruisje in de eerste rij, vijfde kolom.

Stuifmeel moet vers zijn om de kleur te bepalen, als er geen stuifmeel aanwezig is zet dan een x in kolom 11, derde rij.

Haren zijn extra meeldraden zonder helmknoppen. Daar helmknoppen wel eens afvallen noteren we “haren” alleen als het aantal meeldraden + haren groter is dan 8. Noteer ze bij de betreffende kleur. Zijn er geen haren aanwezig, zet dan een x in kolom 11, laatste rij.

ALLEEN VOOR AFS: noteer de lengte van de meeldraden en de stijl in mm. onder de kroon uit in kolom A, RHS

kleur van helmdraad, helmknop, stijl en stempel in de kleur vakjes. Dus geen x gebruiken maar een RHS-nummer!

Soorten van meeldraden:

zijn de 8 meeldraden ongeveer even lang, vul dan de gemiddelde lengte in bij Lengte___

zijn er 4 lange en 4 korte meeldraden, vul dan de gemiddelde in bij Max. Lengte____ en Min. Lengte ___

zijn de lengten variabel noteer dan de langste bij Max. lengte___ en de kortste bij Min. Lengte____

Stempel:

img277.jpg

Meting: zie figuur B,

meet de stamper vanaf het vruchtbeginsel tot en met de stempel (maat e)

KNOP:

Vorm: afwijkend: beschrijf en schets bij bijzonderheden hoe de knopvorm afwijkt.

img278.jpg img279.jpg

Punt: als de punt van de knop gespleten is,

img280.jpg

vermelden bij bijzonderheden.

img281.jpg

Doorsnede: dwarsdoorsnede op het breedste gedeelte

van de knop.

Bloeiwijze:

trosvormig: veel bloemen gesteeld langs de hoofdstengel met geen of slechts kleine blaadjes ertussen.

bv. “Göttingen”.

okselstandig: de knoppen en bloemen staan in de bladoksel. Het aantal bepaald de bloeirijkheid.

pluimvormig: een pluim is eigenlijk een vertakte tros. bv. ”F. aborescens”.

Er komt ook een bloeiwijze voor die tussen de tros en de pluim in zit, dit is een semi-tros. Deze vermelden bij

bijzonderheden.

Top opent:

img282.jpg

normaal: de punten van de kelk gaan gewoon los.

lampion: de punten van de kelkbladen blijven enige tijd vastzitten, bv. “Fiona”.

lang dicht: de punten van de kelkbladen blijven aaneen, terwijl de bloem rijpt,

bv. “Hidden Treasure”.

zeer moeilijk openend: bv. “WALZ Meermin”. Gaat alleen open bij grote hitte.

KNOP: vervolg

Metingen: we meten de knop vlak voor het opengaan.

Lengte A: vanaf het vruchtbeginsel tot de punt.

Lengte B: vanaf het einde van de buis tot de punt.

Breedte C: op het breedste gedeelte van de knop.

Aantal: alleen bij okselstandig, de knoppen zijn als kleine

puntjes in de bladoksel zichtbaar, lang voor het zwellen en opengaan.

BLAD: bij de beoordeling kijken we naar de bovenkant van het blad.

Vorm:

img284.jpg

Ellipsvorm: grootste breedte in het midden, de lengte minder dan 3x de breedte.

Eivorm: de grootste breedte bij de voet.

Hartvorm: onder breed met naar binnen gebogen lijn, naar de smalle top.

Lancetvorm: lang en smal, meer dan 3x zolang als breed.

Rond: spreekt voor zichzelf.

Spatelvorm: bij de bladsteel smal, naar de top toe breder wordend.

Gelobd: het blad heeft inhammen, als een eikenblad.

Rand van het blad:

img286.jpg

Is de bladrand ook golvend, dit ook aankruizen (bij gegolfd).

Nervatuur: gelijkliggend: aan de bovenzijde niet of nauwelijks inzakkend.

verdiept liggend: aan de bovenzijde duidelijk inzakkend.

diepliggend: bovenzijde duidelijk inzakkend, nerven steken aan de onderkant ver uit.

Bladstand: verspreid: hier en daar een blad.

kruisgewijs: bladeren overwegend in paren, kruisgewijs aan de tak. Kijk naar de inplant omdat de

bladeren zich naar het licht keren lijken ze geveerd te staan.

meertallig: drie of zelfs meer bladeren in één knoop.

variabel: meerdere bladstanden aan één plant.

Bladkleur:

Als hoofd – of zijnerven ook maar iets gekleurd zijn, dit aangeven.

Bladmeting: grootste lengte en grootste breedte meten van één gemiddeld en gaaf blad.

ALLEEN VOOR AFS: noteer RHS nummer van de bovenzijde en de onderzijde van het blad in de kolom onder

bladmeting, en de kleur van de takken (geen RHS) in de kolom van bladkleur.

Bes:

Is er een bes aanwezig, grootste lengte en grootste breedte meten en noteren.

Afwijkende vorm en kleur bij bijzonderheden omschrijven en tekenen.

Algemene informatie:

kweekvorm: wat kan er van de plant gemaakt worden? Er mogen meer punten aangekruist worden.

Speciale kenmerken en bijzonderheden:

Alles wat opvalt aan de plant noteren, hoe klein en onbelangrijk het ook lijkt, bv. wratjes op de buis, een

ingesnoerde buis, last van ziekten en plagen, is het een makkelijke of een moeilijke plant, etc.

Controleer nu of ALLES is ingevuld.